Het systeem is aangepast voor terreinritten en voor ritten op lage snelheid met een aanhanger achter de auto.
De lagesnelheidsregeling prioriteert lage versnellingen en vierwielaandrijving wat wielspin helpt voorkomen en een betere tractie oplevert. Op lage snelheden reageert de motor reageert sneller op het gaspedaal voor een betere snelheidsregeling.
Het systeem wordt samen met Hill Descent Control (HDC) geactiveerd voor een verhoogde werking van de motorrem om op steile, aflopende hellingen langzaam en op gelijkmatige snelheid te kunnen rijden. Het hangt van de ondergrond, het hellingspercentage en de rijsnelheid af welk systeem er actief is.
Lagesnelheidsregeling (LSC) activeren
Het systeem is afhankelijk van de uitrusting van de auto op verschillende manieren te activeren.
Met de rijmodusknop*
- Kies de rijmodus Off Road om het systeem te activeren.
- Kies een andere rijmodus om het systeem te deactiveren.
Op het functiescherm van het middendisplay
Bij auto's zonder rijmodusknop bevat het functiescherm op het middendisplay een functieknop voor lagesnelheidsregeling met Hill Descent Control.
- Druk voor activering van de functie herhaalde malen op de knop. Een brandend lampje in de knop geeft aan dat de functie geactiveerd is.