De mistlampen voor zijn in te schakelen, wanneer het contactslot in stand II staat of wanneer de motor draait en de draairing van de stuurhendel in stand , of staat.
Druk op de knop voor aan/uit. Het controlesymbool op het bestuurdersdisplay brandt, wanneer de mistlampen branden.
Wanneer u de startknop naar STOP draait of de draairing op de stuurhendel naar stand draait, doven de mistlampen voor automatisch.
N.b.
Bochtverlichting
De mistlampen zijn voorzien van de functie bochtverlichting, zodat de lampen bij een scherpe bocht tijdelijk met het stuurwiel meedraaien of in de richting die de richtingaanwijzers aangeven.
De functie wordt geactiveerd bij gebruik van het groot licht of dimlicht bij een rijsnelheid lager dan zo'n 30 km/h (20 mph).
Ook tijdens het achteruitrijden gaat de bochtverlichting branden bij wijze van aanvulling op de achteruitrijlichten.