De auto is uitgerust met een aantal sensoren die bij een ongeval reageren en bepaalde veiligheidssystemen activeren, bijv. verschillende soorten airbags en de gordelspanners van de veiligheidsgordels. Afhankelijk van de specifieke ongevalssituatie, bijv. aanrijdingen in verschillende hoeken, over de kop slaan of van de weg raken, reageren de systemen op verschillende manieren om zo de beste bescherming te bieden.
Daarnaast zijn er zuiver mechanische veiligheidssystemen zoals het Whiplash Protection System. De auto is bovendien zodanig gebouwd dat een groot deel van de kracht bij een aanrijding wordt verdeeld naar de balken, de stijlen, de vloer, het dak en andere delen van de carrosserie.
Na een ongeval kan de veiligheidsstand van de auto worden geactiveerd als er een belangrijke functie in de auto beschadigd is geraakt.
Waarschuwingssymbool op bestuurdersdisplay
Het waarschuwingssymbool op het bestuurdersdisplay gaat branden wanneer u het elektrische systeem van de auto in contactslotstand II zet. Het symbool dooft na ongeveer 6 seconden, als blijkt dat de veiligheidssystemen van de auto in orde zijn.
Waarschuwing
Als het specifieke waarschuwingssymbool defect is, gaat in plaats daarvan het algemene waarschuwingssymbool branden en het bestuurdersdisplay geeft dezelfde melding weer.