N.b.
In de felle zon en bij lichtschitteringen of grote variaties in de lichtsterkte alsook het gebruik van een zonnebril is het op de voorruit geprojecteerde waarschuwingslampje soms moeilijk waar te nemen.
In slechte weersomstandigheden en op bochtige wegen heeft de radareenheid soms moeite om voorliggers te registreren.
Ook voorliggers met geringe afmetingen (zoals motorfietsen) zijn soms moeilijk te ontdekken. Dat kan betekenen dat het geprojecteerde waarschuwingslampje pas bij kortere volgtijden oplicht of dat helemaal niet gaat branden.
Op zeer hoge snelheden is het mogelijk dat het lampje door beperkingen in het bereik van de sensor op kortere afstand oplicht.
N.b.
De functie maakt gebruik van de radareenheid van de auto, die een aantal algemene beperkingen heeft, zie hoofdstuk 'Beperkingen van de radareenheid'.