Luchtvering en schokdemping
De systemen zijn afgestemd op de gekozen rijmodus en de actuele rijrijsnelheid. Via de luchtvering wordt bij hogere snelheden de bodemspeling van de auto verlaagd om op die manier de luchtweerstand te verlagen en meer stabiliteit te verkrijgen. De schokdemping staat normaal ingesteld op optimaal comfort en wordt continu bijgeregeld op basis van de ondergrond, de mate van versnelling/vertraging en de vraag of de auto op rechte stukken of in bochten rijdt.
Wanneer er niveauregeling plaatsvindt, geeft het bestuurdersdisplay dat aan.
Het niveau is niet te regelen, wanneer een van de portieren of de motorkap openstaat.
Instellingen voor niveauregeling
In- en uitstapfunctie
De auto is neer te laten om gemakkelijker te kunnen in- en uitstappen.
Activeer de in- en uitstapfunctie via het middendisplay:
Vering en niveauregeling uitschakelen
In bepaalde gevallen moet u het systeem uitschakelen, zoals wanneer u de auto opneemt op een krik*. Het niveauverschil dat ontstaat bij opname op een krik kan anders problemen met de luchtvering veroorzaken.
Schakel het systeem uit via het middendisplay:
Ander niveau voor schokdemping1
Bij een auto met actieve chassisregeling (Four-C) maar zonder de rijmodus* is het dempingsniveau aan te passen via het middendisplay:
Laadstand
Gebruik de knoppen in de bagageruimte om de hoogte van de achterkant van de auto in te stellen en in- en uitladen of het aan-/loskoppelen van een aanhanger te vereenvoudigen. Zie artikel "Bagage vervoeren".
Bij het parkeren
Zorg er bij het parkeren voor dat er boven en onder de auto voldoende ruimte is, omdat de bodemspeling bijvoorbeeld kan variëren afhankelijk van de temperatuur, de wijze van belading, gebruik van de laadstand of de gekozen rijmodus na het starten.
Het niveau moet wellicht ook na enige tijd parkeren worden bijgesteld. Dit moet eventuele veranderingen in hoogte compenseren die zich op grond van temperatuurveranderingen in de luchtveren kunnen voordoen, wanneer de auto afkoelt.
Bij het transporteren
Bij het transport van de auto op een veerboot, autotrein of autotransporter mag u de spanbanden alleen rond de banden vastzetten en niet om andere chassisonderdelen halen. Eventuele wijzigingen in de luchtvering tijdens het transport kunnen de verankering negatief beïnvloeden.