De regeling is aangepast voor terreinritten en voor ritten op lage snelheden (tot zo'n 40 km/h (25 mph)) met een aanhangwagen achter de auto.
Bij rijden op lage snelheid krijgen lage versnellingen en rijeigenschappen de voorkeur. Bij een auto met vierwielaandrijving wordt de aandrijfkracht gelijkmatig verdeeld voor een optimale tractie bij alle wielen en een verlaagde kans op doorslippende wielen. Op lage snelheden reageert de motor minder snel op het gaspedaal voor een betere regeling van de tractie en snelheid.
De regeling wordt samen met de afdalingsremregeling (HDC2) geactiveerd om de snelheid op steile, aflopende hellingen met het gaspedaal te kunnen regelen, zodat u het rempedaal minder vaak hoeft te gebruiken. De regeling maakt het mogelijk om op steile en aflopende hellingen een lage en gelijkmatige snelheid aan te houden.