Om Pilot Assist te kunnen starten, is het volgende vereist:
- Een voorligger binnen een redelijke afstand.
- De camera moet de zijmarkeringen van de rijbaan kunnen "zien".
- U rijdt zelf langzamer dan 50 km/h (30 mph).
De beschikbaarheid wordt weergegeven met de kleur van het symbool (WIT = beschikbaar) als de Pilot Assist is gekozen.
In andere gevallen is dat te zien aan het uiterlijk van de rechterpijl bij het symbool - WIT = beschikbaar.
Een GEEL symbool met een knipperende WITTE pijl geeft aan dat er naar de stand-bystand wordt geschakeld.
Met de adaptieve cruisecontrol in stand-by:
Druk op ▶ (4).
Symbool wordt weergegeven en Pilot Assist wordt stand-by gezet.
Druk op de stuurknop (1).
Pilot Assist wordt gestart.
Met de adaptieve cruisecontrol gestart:
Druk op ▶ (4).
Pilot Assist wordt gestart.
Handen aan het stuur
Pilot Assist werkt alleen wanneer u de handen aan het stuur houdt. Het systeem controleert dit voortdurend. Als dit niet het geval is, wordt u middels een displaymelding aangespoord om de auto actief te sturen. Als dat niet gebeurt, klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal.
Als u dan nog niet de handen naar het stuur brengt, wordt Pilot Assist uitgeschakeld. Door een druk op de stuurknop heractiveert u Pilot Assist.
N.b.
Let op: de hulpfunctie Pilot Assist werkt alleen als u de handen aan het stuur hebt.