Controleer de bandenspanning en corrigeer deze zo nodig, wanneer het controlesymbool voor TPMS gaat branden en de melding Bandenspanning laag of Band nu oppompen verschijnt.
Controleer met een manometer de bandenspanning van de aangegeven banden.
Pomp de banden op tot de juiste spanning, volgens de bandenspanningssticker aan de binnenkant van de portierstijl aan bestuurderszijde.
Om het TPMS-symbool en de melding te verwijderen, moet u soms enkele minuten in de auto rijden op een snelheid hoger dan 30 km/h (20 mph).
N.b.
- Het TPMS hanteert een zogeheten spanningswaarde die gecorrigeerd wordt op basis van de banden- en buitentemperatuur. Dit betekent dat de bandenspanning iets kan afwijken van de aanbevolen spanningswaarden die staan aangegeven op de bandenspanningssticker op de B-stijl aan bestuurderszijde (tussen voor- en achterportier). Het kan daarom nodig zijn warme banden op te pompen tot ca. 0,3 bar, ofwel 30 kPa, boven de aanbevolen bandenspanning teneinde een bericht inzake lage spanning weg te nemen.
- Controleer de bandenspanning bij koude banden om de verkeerde bandenspanning tegen te gaan. Koude banden hebben dezelfde temperatuur als de omgeving (na ca. 3 uur stilstand). Al na enkele kilometers rijden worden de banden warm en loopt de spanning op.
N.b.
- Plaats na het oppompen van een band altijd het ventieldopje terug om schade aan het ventiel door grind, vuil e.d. te voorkomen.
- Gebruik alleen kunststof dopjes. Metalen ventieldopjes kunnen roesten en zijn moeilijk los te draaien.
Waarschuwing
Houd bij het oppompen van een band met TMPS het mondstuk recht tegen het ventiel aan om het ventiel niet te beschadigen.
Waarschuwing
- Een verkeerde bandenspanning kan tot bandenpech leiden, waarbij u de controle over de auto kunt verliezen.
- Het systeem kan plotselinge bandenschade onmogelijk voorzien.